RECHTSPRAAK  14




hoger beroep: Raad van State Den Haag   (13 november 2013)

aanvraag gemeentelijk monument brug Vianen: Vianen


Uitspraak 201211680/1/A2

DATUM VAN UITSPRAAK

woensdag 13 november 2013

TEGEN

het college van burgemeester en wethouders van Vianen

PROCEDURESOORT

Hoger beroep

RECHTSGEBIED

Algemene kamer - Hoger Beroep - Monumenten

201211680/1/A2.
Datum uitspraak: 13 november 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de stichting Stichting Boogbrug Vianen, gevestigd te IJsselstein (Utrecht),
appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 2 november 2012 in zaak nr. 12/1559 in het geding tussen:

de stichting

en

het college van burgemeester en wethouders van Vianen.

Procesverloop

Bij besluit van 31 augustus 2010 heeft het college het verzoek van de stichting om de boogbrug over de Lek bij Vianen aan te wijzen als gemeentelijk monument, afgewezen.

Bij besluit van 21 februari 2012 heeft het college het door de stichting daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 2 november 2012 heeft de rechtbank het door de stichting daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de stichting hoger beroep ingesteld.

De minister van Infrastructuur en Milieu heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

De stichting heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 augustus 2013, waar de stichting, vertegenwoordigd door haar voorzitter, bijgestaan door [gemachtigde] en mr. E.D.M. Verboom, advocaat te Eindhoven, en het college, vertegenwoordigd door J. Ariaans en A. van Pelt, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de minister van Infrastructuur en Milieu, vertegenwoordigd door ing. F. Waarsenburg en mr. R. Steffens, beiden werkzaam bij Rijkswaterstaat, gehoord.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 16, vijfde lid, van de Monumentenverordening Vianen 2010 worden aanvragen om vergunning die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening afgehandeld met inachtneming van de Monumentenverordening Vianen 1993.

Ingevolge artikel 1, aanhef en eerste lid, aanhef en onder a, van de Monumentenverordening Vianen 1993 (hierna: de monumentenverordening) wordt onder monumenten verstaan: alle zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.

Ingevolge de aanhef en derde lid, wordt onder beschermde gemeentelijke monumenten verstaan: onroerende monumenten, die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst zijn verplaatst (lees: geplaatst).

Ingevolge artikel 3, eerste lid, kan het college, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, besluiten onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.

Ingevolge het tweede lid besluit het college over plaatsing van onroerende zaken op de gemeentelijke monumentenlijst, nadat de monumentencommissie en de eigenaar zijn gehoord.

2. Op 5 januari 2010 heeft de stichting een verzoek ingediend om de boogbrug over de Lek bij Vianen aan te wijzen als beschermd gemeentelijk monument. Deze brug is eigendom van de Staat. De Commissie monumenten en binnenstad (hierna: de CMB) heeft desgevraagd op 7 april 2010 geadviseerd om de boogbrug gezien de cultuurhistorische en sociaal historische waarde als beschermd gemeentelijk monument aan te wijzen. De CMB acht de boogbrug behoudenswaardig, omdat de brug een herkenbaar en beeldbepalend element is in het landschap, die van belang is voor de beleving van de omgeving van Vianen, alsmede vanwege de unieke vorm, maat en tijdstypering van de brug.

Het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein en Rijkswaterstaat, namens de minister, hebben desgevraagd van de gelegenheid gebruik gemaakt een zienswijze in te dienen. Het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein heeft zich bij brief van 16 juli 2010 onder verwijzing naar een negatief advies van Rijkswaterstaat en van de gemeentelijke monumentencommissie van Nieuwegein van 21 april 2010 op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen. Rijkswaterstaat heeft zich bij brief van 14 juni 2010 eveneens op dat standpunt gesteld en daarbij verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 22 augustus 2007 in zaak nr. 200701005/1, waarbij de weigering de brug aan te wijzen als beschermd rijksmonument in stand is gebleven. Rijkswaterstaat heeft hierbij de beoogde sloop van de boogbrug in aanmerking genomen.

Bij besluit van 31 augustus 2010 heeft het college het verzoek van de stichting afgewezen. Hierbij heeft het college verwezen naar de hierboven genoemde negatieve adviezen en zienswijzen en tevens in aanmerking genomen een eerder aan hem uitgebracht negatief advies van de toenmalige monumentencommissie Stichting Dorp, Stad & Land van 17 augustus 2000 over de aanwijzing van de boogbrug als beschermd rijksmonument. Bij besluit van 21 februari 2012 heeft het college het hiertegen door de stichting gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

3. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college mocht besluiten de boogbrug niet als beschermd gemeentelijk monument aan te wijzen. Volgens de rechtbank heeft het college, door erop te wijzen dat volgens de adviezen van de verschillende deskundigen over de waarde van de boogbrug op zichzelf en in relatie tot zijn huidige omgeving verschillend wordt gedacht, haar besluit om het advies van de CMB niet te volgen op voldoende draagkrachtige wijze gemotiveerd.

4. De stichting betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college mocht besluiten de boogbrug niet als beschermd gemeentelijk monument aan te wijzen. Daartoe voert zij aan dat het college in het besluit van 21 februari 2012 niet deugdelijk heeft gemotiveerd op welke grond is afgeweken van het positieve advies van de CMB van 7 april 2010, nu, in tegenstelling tot hetgeen de rechtbank heeft overwogen, uit de overige overgelegde adviezen niet kan worden afgeleid dat over de waarde van de boogbrug op zichzelf en in relatie tot zijn huidige omgeving verschillend wordt gedacht. Weliswaar is in het advies van Stichting Dorp, Stad & Land van 17 augustus 2000 negatief geoordeeld over de boogbrug in relatie tot zijn toenmalige omgeving, maar volgens de stichting is dit advies gebrekkig en hebben de overige adviezen zich over die relatie niet uitgelaten. Nadat de stichting vragen heeft gesteld, is de CMB in een nader stuk van 9 januari 2013 tot de conclusie gekomen dat de zichtbaarheid van de boogbrug vanuit het oostelijk gelegen centrum van Vianen niet wordt aangetast en weggebruikers van de snelweg A2 vanuit de westelijk gelegen betonnen bruggen een duidelijk beeld hebben van de boogbrug, aldus de stichting. Daarbij komt volgens de stichting dat het advies van de CMB van 7 april 2010 zoals dat door het college in de besluitvorming is meegenomen, door nalatigheid van de notulist van de desbetreffende monumentencommissievergadering niet de door de CMB positief beoordeelde cultuurhistorische en architectuurhistorische waarde, gaafheid en zeldzaamheid van de boogbrug bevat. De waarde van de boogbrug op zichzelf wordt volgens de stichting alleen door de monumentencommissie van de gemeente Nieuwegein in het advies van 21 april 2010 als onvoldoende gewaardeerd, terwijl de overige adviezen op dit punt positief zijn en ook de monumentencommissie van de gemeente Nieuwegein reeds eerder, in 2003 ten behoeve van een verzoek om de boogbrug aan te wijzen als rijksmonument, een positief advies heeft uitgebracht tegen de achtergrond van het gegeven dat de brug deel uitmaakt van het Rijkswegenplan 1927.

Voorts voert de stichting aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de verkeerssituatie op de huidige betonnen bruggen zodanig onveilig is voor langzaam verkeer dat - in weerwil van hetgeen Rijkswaterstaat volgens de stichting ter zitting bij de rechtbank heeft verklaard - een derde brug onvermijdelijk is, zodat alsnog moet worden toegekomen aan het betoog van de stichting dat de kosten voor de aanleg van een derde brug voor langzaam verkeer kunnen worden bespaard door de boogbrug te renoveren.

4.1. Onder verwijzing naar onder meer de uitspraken van de Afdeling van 30 januari 2008 in zaak nr. 200702826/1 en van 12 maart 2008 in zaak nr. 200705078/1, waarnaar ook de rechtbank heeft verwezen, dient aan een advies van de monumentencommissie als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de monumentenverordening grote betekenis te worden gehecht, maar dient het college bij de uitoefening van de aanwijzingsbevoegdheid een eigen oordeel te vormen en een eigen afweging te maken. Daarbij kan het college ook andere adviezen betrekken, waarbij in het geval van tegenstrijdige adviezen het college haar besluit uitdrukkelijk dient te motiveren.

4.2. De rechtbank heeft terecht overwogen dat uit adviezen van verschillende deskundigen en uit hiervoor genoemde zienswijzen naar voren komt dat de waardering van de boogbrug wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de beide betonnen bruggen en dat het college hiervan in zijn besluitvorming heeft kunnen uitgaan. Daarbij heeft de rechtbank terecht in aanmerking genomen dat, hoewel architectenbureau Zwarts en Jansma heeft beoogd deze betonnen bruggen zodanig te ontwerpen dat het zicht vanaf de boogbrug niet zou worden belemmerd, volgens het advies van Stichting Dorp, Stad & Land het zicht vanaf de boogbrug wel wordt aangetast door de aanwezigheid van de betonnen bruggen. De stichting heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit advies zodanig gebrekkig is dat het college dit niet aan zijn besluit van 21 februari 2012 ten grondslag mocht leggen. Voorts is van belang dat het advies van de CMB op dit punt summier is gemotiveerd. Dat de CMB in een nader stuk van 9 januari 2013, dat volgens de stichting het advies van de CMB volledig en juist weergeeft, alsnog een positieve waardering heeft toegekend aan de boogbrug in relatie tot zijn omgeving, doet, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, geen afbreuk aan het standpunt van het college dat over de waarde van de boogbrug zowel in relatie tot zijn omgeving als op zichzelf door deskundigen verschillend wordt gedacht. Hierbij is van belang dat de monumentencommissie van de gemeente Nieuwegein in het advies van 21 april 2010 zowel de omgevingswaarde als de architectonische en cultuurhistorische waarde van de brug zelf als beoordelingscriteria heeft gehanteerd. Gelet op onder andere deze criteria heeft de monumentencommissie de boogbrug een lagere waardering toegekend dan de CMB en om die reden, in tegenstelling tot de CMB, geadviseerd om de boogbrug niet als gemeentelijk monument aan te wijzen. De stichting heeft niet aannemelijk gemaakt dat het college dit advies niet aan het besluit van 21 februari 2012 ten grondslag mocht leggen. De verwijzing naar een eerder advies van deze commissie uit 2003, waarin naar het Rijkswegenplan 1927 wordt verwezen, is hiervoor onvoldoende.

Anders dan de stichting heeft aangevoerd, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat zij niet toekomt aan het betoog van de stichting over de noodzaak van een derde brug in verband met de verkeersveiligheid van langzaam verkeer, reeds omdat de aanleg van een derde brug niet aan de orde is.

Gelet op het voorgaande en op de zienswijze van Rijkswaterstaat van 14 juni 2010 heeft de rechtbank terecht en op goede gronden geoordeeld dat het college voldoende heeft gemotiveerd waarom het, in afwijking van het positieve advies van de CMB, geen gebruik heeft gemaakt van haar aanwijzingsbevoegdheid.

Het betoog faalt.

5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. R.F.B. van Zutphen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van staat.

w.g. Van Altena w.g. Bindels
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2013

85-705.

STICHTING BOOGBRUG VIANEN              home       foto’s      aanvragen       rechtspraak      kunstuitingen      media     nieuws











૯RECHTSPRAAK_13.html
૯RECHTSPRAAK_15.html

vorige                  volgende



                                                      UITSPRAAK