RECHTSPRAAK  2


hoger beroep: Raad van State Den Haag (28 september 2005)

niet-ontvankelijkheidsverklaring inzake brug bij Zaltbommel


LJN: AU3377, Raad van State , 200503986/1


Datum uitspraak:

28-09-2005

Datum publicatie:

28-09-2005

Rechtsgebied:

Bestuursrecht overig

Soort procedure:

Hoger beroep

Inhoudsindicatie:

Bij besluit van 13 mei 2004 heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de Staatssecretaris) het verzoek van appellante tot aanwijzing van de stalen verkeersbrug over de Waal bij Zaltbommel als monument afgewezen en deze brug niet aangewezen als beschermd monument.

Vindplaats(en):

Rechtspraak.nl




Uitspraak

200503986/1.

Datum uitspraak: 28 september 2005


AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK


Uitspraak op het hoger beroep van:


De stichting "Stichting Boogbrug Vianen", gevestigd te IJsselstein,

appellante,


tegen de uitspraak in zaak no. SBR 04/2849 van de rechtbank Utrecht van 23 maart 2005 in het geding tussen:


appellante


en


de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.


1.    Procesverloop


Bij besluit van 13 mei 2004 heeft de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de Staatssecretaris) het verzoek van appellante tot aanwijzing van de stalen verkeersbrug over de Waal bij Zaltbommel als monument afgewezen en deze brug niet aangewezen als beschermd monument.


Bij besluit van 20 september 2004 heeft de Staatssecretaris het daartegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.


Bij uitspraak van 23 maart 2005, verzonden op 25 maart 2005, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.


Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 mei 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.


De Minister van Verkeer en Waterstaat is krachtens artikel 8:26 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen.


Bij brief van 27 juni 2005 heeft de Staatssecretaris van antwoord gediend.


Bij brief van 20 juni 2005 heeft de Minister van Verkeer en Waterstaat een reactie ingediend.  


De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.


De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 augustus 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door [bestuurslid], en de Staatssecretaris, vertegenwoordigd door M.J. Sypkens Smit, ambtenaar van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg (hierna: de RDMZ), zijn verschenen. Voorts is de Minister van Verkeer en Waterstaat, vertegenwoordigd door R.J.T. Smit en ing. A.T. Markerink, ambtenaren bij Rijkswaterstaat Oost-Nederland, verschenen.


2.    Overwegingen


2.1.    Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ingevolge artikel 1:2, derde lid, worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.


2.2.    Ingevolge artikel 1, eerste lid, van haar statuten, zoals deze tot 17 februari 2005 luidden, heeft appellante als doelstelling het behouden van de boogbrug over de Lek bij Vianen en het onder de aandacht brengen van haar schoonheid en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords.


   Ingevolge artikel 1, tweede lid, van haar statuten tracht appellante haar doel onder meer te verwezenlijken door:


- het organiseren van exposities met de brug als onderwerp;


- het in de publiciteit brengen van de brug;


- het voeren van procedures voorzover dit voor het voortbestaan van de brug noodzakelijk is.


2.3.      Appellante betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat de Staatssecretaris haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Zij wijst in dit verband op de verwachtingen die bij haar zijn gewekt door uitlatingen van het Stafbureau Bestuurlijke en Juridische Zaken van de RDMZ namens de Staatssecretaris dat zij wel als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Awb zou worden beschouwd.


2.4.    Dit betoog slaagt niet. De rechtbank heeft terecht overwogen dat de duidelijk omschreven statutaire doelstelling van appellante expliciet en exclusief is gericht op het behoud en het onder de aandacht brengen van de brug bij Vianen. Gezien deze formulering heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat appellantes stelling dat deze brug onlosmakelijk is verbonden met de brug over de Waal bij Zaltbommel niet tot een ander oordeel kan leiden. Verder heeft de rechtbank terecht overwogen dat het feit dat appellantes feitelijke werkzaamheden zich thans ook uitstrekken tot de brug bij Zaltbommel dit niet anders maakt, omdat voor de beoordeling van de vraag of appellante belanghebbende is ingevolge artikel 1:2, derde lid, van de Awb bepalend zijn de belangen die zij blijkens haar feitelijke werkzaamheden én krachtens haar doelstellingen in het bijzonder behartigt.


   Bovendien heeft de rechtbank terecht opgemerkt dat ook wanneer namens de Staatssecretaris tegengestelde verwachtingen zijn gewekt, dit volgens vaste jurisprudentie, bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 januari 1997, zaaknr. 95/5354 AAW, JB 1997, 68, niet kan leiden tot de conclusie dat appellante als belanghebbende kan worden aangemerkt, nu dit immers niet door partijen in afwijking van de Awb kan worden bepaald.


2.5.    Appellante verzoekt de Afdeling voorts om een beoordeling van de verandering van standpunten van de afdeling Juridische Zaken van de RDMZ en van de RDMZ zelf aangaande de ontvankelijkheid van appellante. De Afdeling oordeelt echter niet over dergelijke niet voor beroep vatbare uitlatingen, maar slechts over het wel voor beroep vatbare besluit, dat gelet op het voorgaande juist is.


2.6.    Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak dient te worden bevestigd.


2.7.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.


3.    Beslissing


De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State


Recht doende in naam der Koningin:


bevestigt de aangevallen uitspraak.


Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.E.M. Wilbers-Taselaar, ambtenaar van Staat.


w.g. Polak    w.g. Wilbers-Taselaar

Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat


Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2005




 

STICHTING BOOGBRUG VIANEN              home       foto’s      aanvragen       rechtspraak      kunstuitingen      media     nieuws











૯RECHTSPRAAK_1.html
૯RECHTSPRAAK_3.html

vorige                  volgende



                                                      UITSPRAAK